Geschiedenis van de Gereformeerde kerk te Terneuzen Geschiedenis van de Gereformeerde kerk te Terneuzen

1. Het ontstaan van de Gereformeerde Kerk


a. De oorsprong
Toen in 1831 de Afscheiding plaatsvond, had dit ook gevolgen in Zeeuwsch-Vlaanderen, want reeds in de jaren 1836 en '37 waren er kerkleden die zich hierdoor voelden aangesproken. Zij moesten zich toen echter nog aansluiten bij de afgescheiden kerken van Middelburg, Borssele of Krabbendijke. Pas een jaar later was de groep leden uit Terneuzen, Axel en Zaamslag groter geworden en kozen zij op 19 januari 1838 ouderlingen en diakenen. De instituering van de nieuwe gemeente en de bevestiging van de ambtsdragers moest echter wachten totdat een predikant van elders beschikbaar was: 17 juni 1838.
[terug naar boven]

b. Kerkvervolging?
De instituering van de nieuwe kerk vond plaats in de schuit van schipper Steketee, die lag aan de kade van Baarland. Waarom een Zeeuws-Vlaamse kerk institueren aan "de overkant"? Dat kwam omdat de lokale overheid in Terneuzen de wet strict volgens de letter wilde handhaven. En die wet verbood vergaderingen van meer dan twintig personen waarvoor geen toestemming was verleend door de regering. Deze afgescheiden gemeente had die toestemming niet en was dus in de ogen van de overheid onwetmatig. Hoewel de vergaderingen in het geheim werden gehouden op boerderijen, kwam het meerdere malen tot een proces-verbaal.
[terug naar boven]

c. Eindelijk erkenning
Op 23 januari 1840 werd besloten erkenning aan te vragen en een verzoek daartoe te richten aan koning Willem I. Deze brief was ondertekend door alle afgescheiden leden, waarvan er evenwel vijf niet konden schrijven; dus ondertekenden zij met een kruisje. Deze handtekeningen werden gelegaliseerd door de burgemeesters van Axel en Terneuzen. Ook gaven de burgemeesters hun zienswijze op dit rekest en die was sterk negatief. Deze brieven kwamen tenslotte terecht bij de minister van Staat. Deze vatte alle berichten samen en stuurde die op 23 november 1840 met een negatief advies naar de koning.
Dat was evenwel niet meer koning Willem I, maar zijn zoon Willem II. Omdat hij deze zaak, die ook al landelijke reacties had opgeroepen, snel wilde afwerken, volgde op 21 januari 1841 een Koninklijk besluit met de langverwachte toestemming.
In de kerkenraadsvergadering van 16 februari 1841 werd dan ook geconstateerd dat er nu vrijheid was de godsdienst in het openbaar uit te oefenen.
[terug naar boven]

2. De kerkgebouwen
Reeds in het rekest aan de koning werden twee particuliere woningen genoemd als plaats van samenkomst, één in Terneuzen en één in Axel. Dat was vanzelfsprekend een noodoplossing. In Terneuzen werd het beschikbaar gestelde huis aan de Noordstraat afgebroken en vervangen door een eenvoudig kerkgebouwtje, dat reeds in november 1842 in gebruik kon worden genomen.
De gemeente groeide en in 1875 bleek er een tekort aan zitplaatsen te zijn, maar dat kon met enkele eenvoudige ingrepen worden opgevangen.
Elf jaar later was het ledental zo ver gestegen dat over nieuwbouw werd gedacht. Maar daar moest men van afzien wegens de algemene maatschappelijke recessie.
Toen kwam er in 1891, door aankoop van een pand naast het kerkje, een mogelijkheid voor nieuwbouw. Nu konden de oude plannen worden verwezenlijkt en reeds op 9 november werd de nieuwe kerk aan de Noordstraat in gebruik genomen. Door gestadige groei van de gemeente was ook deze kerk tien jaar later al te klein en weer werden er nieuwe plannen gemaakt. De financiële polsstok was evenwel niet lang genoeg om deze te kunnen uitvoeren. Daarom werd er in 1911 een uitbreiding gebouwd aan de bestaande kerk. Bovendien kon door verplaatsing van de preekstoel naar de lange zijde een tweede galerij worden ingebouwd. Ondanks deze wijzigingen waren er acht jaar later opnieuw problemen met het aantal zitplaatsen. Weer werd gedacht aan nieuwbouw en zelfs werden enkele huisjes aangekocht in de De Jongestraat. Het is er toch niet van gekomen, want de noodzaak een nieuw orgel aan te schaffen en de algemene malaise van de jaren dertig in de vorige eeuw beletten dat.
Bovendien daalde het aantal kerkleden met ongeveer 200, door de kerkscheuring, waarbij de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt ontstonden. Daarom werd in 1951 het kerkgebouw intern gemoderniseerd, waarbij de preekstoel opnieuw aan de korte zijde werd geplaatst.

Inmiddels kwamen er in de burgerlijke gemeente Terneuzen grote veranderingen. In de zestiger jaren vestigden zich daar meerdere industrieën, onder andere Philips, Dow Chemical, De Schelde en Elopak. Dit ging gepaard met een sterke uitbreiding van de kerkelijke gemeente, zodat er iets zou moeten gebeuren. Na een periode met een extra morgendienst in een schoolgebouw werd in 1970 een overeenkomst gesloten met de Hervormde Gemeente en de Rooms-Katholieke Kerk om gezamenlijk een multifunctioneel gebouw te zetten met twee kerkzalen. Dit plan werd verwezenlijkt en op 21 mei 1972 kon de eerste dienst worden gehouden in de Opstandingskerk.
Omdat het aantal kerkleden steeds hoog bleef, bleef ook de gedachte aan ver- of nieuwbouw bestaan. Deze plannen moesten echter worden opgegeven omdat zowel het aantal leden als het kerkbezoek een dalende trend begon te vertonen.
Na aanvankelijke aarzeling werd tenslotte in 1985 de Noordstraatkerk verkocht wegens de bouwkundige toestand en het ontbreken van bijzalen. Voor de tweede morgendienst kon daarna gebruik worden gemaakt van de hervormde Noordstraatkerk. Van november 1985 tot eind '86 werd er een morgendienst gehouden in de recreatieruimte van de seniorenflat De Veste. Vervolgens werd opnieuw de hervormde Noordstraatkerk gebruikt en daarna de Goede Herderkerk. Dat duurde tot en met juni 1996.
In 1997 bleek de Rooms-Katholieke Kerk genegen hun aandeel in de Opstandingskerk met ingang van 1 januari 1998 te verkopen aan de beide andere partners. Vanaf die tijd worden alle diensten gehouden in de Opstandingskerk.
[terug naar boven]

3. De huisvesting van de predikanten
De eerste predikant woonde vanaf 1846 in Zaamslag. Omdat vele gemeenteleden dat wensten verhuisde hij vier jaar later naar een huurhuis in Terneuzen. Ook zijn opvolger in 1856 woonde in Terneuzen. Omdat het echter wenselijk werd geacht dat de predikant meer centraal zou wonen in de toen nog gecombineerde gemeente Axel/Zaamslag/Terneuzen, was vanaf 1859 opnieuw Zaamslag de standplaats. In 1867 werd de combinatie opgeheven, dus woonde vanaf die tijd de dominee in een door de kerk gehuurde woning in Terneuzen. Pas in 1882 konden twee huizen naast elkaar in de Nieuwstraat worden aangekocht, waarvan er één als pastorie werd ingericht. Na meerdere wijzigingen aan dit pand werd tenslotte in 1922 een nieuwe pastorie gekocht aan de Herengracht. Deze bleef in gebruik tot 1964.
De volgende pastorie stond in de Frederik van Eedenstraat en omdat er door de sterke uitbreiding van het ledental een tweede predikant was beroepen, werd een tweede huis gekocht in de Bellamystraat. Deze heeft slechts zeven jaar dienst gedaan als pastorie en werd toen weer verkocht.
Aan de Frederik van Eedenstraat woonde als laatste ds. Van der Veen. Toen hij in 1976 overleed kon zijn vrouw daar blijven wonen en later het pand overnemen.
Ds. Hendrikse woonde vanaf 1977 tot zijn emeritaat in een huurhuis in de Madame Curiestraat.
In 1978 kreeg ds. Verhoog de beschikking over een nieuw aangekochte woning in de Jan van Galenstraat. Ook zijn opvolger ds. Jurjens woonde daar. Omdat inmiddels was gebleken dat dit gebouw toch niet geschikt was voor een predikant met kinderen, werd een nieuw huis gekocht in een nieuwe wijk: Volkerak 15. Reeds tijdens de bouw kon deze woning worden aangepast als pastorie.
De pastoraal werker De Best woonde in een huurhuis.
Toen tenslotte in 1996 ds. Klap werd beroepen bleek hij een eigen woning te prefereren, waarna de pastorie Volkerak werd verkocht. Na een verblijf van bijna vijf jaar aan de Churchilllaan verhuisde ds. Klap naar Heikant. Dat hij dus verblijf houdt in de buurgemeente Hulst is mogelijk door veranderde kerkelijke gewoontes en de moderne mobiliteit.
[terug naar boven]

4. Pro Rege
In de jaren 1910, 1919 en 1922 had de Kerk bezittingen verworven in de De Jongestraat, om daar een nieuwe kerk te bouwen. Omdat er tenslotte toch een andere oplossing uit de bus kwam, werd in 1922 op de bovenverdieping van één van die huizen een consistoriekamer ingericht. De begane grond werd voorlopig verhuurd als pakhuis. De kerkenraad bleef evenwel niet bij deze pakken neerzitten, maar kwam met plannen tot nieuwbouw van een vergaderlokaal. Dat werd op 9 mei 1940 aangenomen, maar reeds de volgende dag stak de Tweede Wereldoorlog een spaak in het wiel.
Enkele jaren na deze donkere periode werden de plannen alsnog verwezenlijkt en op 17 december 1947 kon het nieuwe gebouw "Pro Rege" in gebruik worden genomen.
Na een aantal jaren intensief gebruik was het gebouw dringend toe aan een opknapbeurt. Naast de professionele bouwers staken tal van vrijwilligers de handen uit de mouwen. Zo kon Pro Rege weer volop dienst doen voor allerlei kerkelijke activiteiten, onder andere de vergaderingen van de kerkenraad en vele commissies. De jeugd beschikte er zelfs over een eigen honk.
Omdat de Kerk begin 1998 de beschikking kreeg over de vergaderruimtes in de Opstandingskerk, en besloten werd deze ruimtes niet meer aan derden te verhuren, werd Pro Rege op 1 juli van dat jaar verkocht.
[terug naar boven]

5. Hoek
Rond 1796 was Hoek als nieuwe burgerlijke gemeente losgemaakt van Terneuzen. Later waren de afgescheidenen kerkelijk echter aangewezen op die gemeente. Pas toen het ledental wat groter was geworden, wilde men een eigen kerk stichten. Na aanvankelijke problemen, voornamelijk van financiële aard, duurde het tot 10 mei 1903 voor de plaatselijke Gereformeerde Kerk kon worden geïnstitueerd.
Deze Kerk kreeg grote problemen toen in 1945 het grootste deel van de gemeente zich losmaakte uit het kerkverband bij de zogenaamde vrijmaking. Het resterende deel van ongeveer 175 leden deed een beroep op Terneuzen. Als hun predikant dienst zou kunnen doen als hulpprediker in Terneuzen, zou dat een financiële verlichting betekenen. De Gereformeerde Kerk van Terneuzen reikte de helpende hand en deze vorm van samenwerking duurde tot 1 april 1949.
In later tijd was er nogmaals een periode van samengaan. Hoewel het Hoekse kerkgenootschap zelfstandig bleef functioneerde het als een wijk van Terneuzen. Deze vorm van samenwerking duurde vanaf 19 januari 1984, met een korte onderbreking in een predikantloze periode, tot het vertrek van ds. De Ruiter op 31 augustus 1994. Daarna ging de Hoekse Gereformeerde Kerk een S.O.W-verband aan met de plaatselijke Hervormde Gemeente.
[terug naar boven]

6. Naamswijziging
Het eerste kerkgenootschap droeg de naam Christelijke Afgescheiden Gemeente. Landelijk waren er echter ook groepen afgescheidenen die om principiële redenen geen erkenning wilden vragen aan de overheid. Die vormden de Gereformeerden Gemeenten onder het Kruis. In 1869 verenigden deze beide groeperingen zich en gingen samen verder onder de naam Christelijke Gereformeerde Kerken. Ook de gemeente in Zeeuwsch-Vlaanderen nam deze naam over.
In 1892 werd de naam opnieuw gewijzigd, want toen fuseerde dit kerkgenootschap met een latere afscheiding uit de Nederlandse Hervormde Kerken, de Dolerende Kerken. Samen gingen zij verder onder de nog steeds bestaande naam Gereformeerde Kerken.


 

De kanselbijbel:

 

De tekst van het schutblad:


 

terug